Siena en Montalcino
Thema Ferrari’s heten gevoelig te zijn en complex. Het zal allemaal wel, maar ik heb zelden in een auto mogen rijden die zo goed tegen hitte en stof bestand lijkt. Het enige wat opvalt is de erg korte zitting van de stoel. Het luxe, maar harde leer maakt een echt comfortabele lange zit niet mogelijk. Een ‘gewone’ Thema is de absolute winnaar qua zitcomfort. De toeristische route naar Siena leidt ons door een landschap waarin het weelderige groen van loofbomen meer en meer plaats maakt voor eenzame cipressen en groepjes pijnbomen. De heuvels worden minder hoog en zijn kaler. We zijn duidelijk onderweg naar het zuiden van Toscane. De hitte wordt binnen in de auto effectief bestreden door een alleszins capabele airco. Toch gaat het schuifdak even open. Ik wil de typische geur van warme pijnbomenhars kunnen ruiken.
Dan zijn we in Siena. De smalle weg naar het oude gedeelte van de stad cirkelt omhoog. Toeristenbussen winnen gevechten met plaatselijke automobilisten. Onze auto’s kunnen we achterlaten bij de ingang van een parkeergarage. Valet Parking heeft hier blijkbaar ook zijn intrede gedaan. Een korzelige man in een grijsachtig uniform maakt zich verveeld los van de buitenmuur van het kantoortje, waartegen hij staat geleund. Dan ziet hij de Thema’s en komt er een vettige grijns op zijn gezicht. “Ah, Otto Trentadue”, klinkt het goedkeurend. Als hij een Thema start heft hij even zijn handen omhoog en hij kijkt ons aan met een blik die terug gaat in een tijd waarin hij zelf nog een kleine jongen moet zijn geweest.
De binnenstad is een labyrint van stijgende en dalende paden. Iedere doorkijk biedt weer een nieuwe verassing. Eerst de schitterende kathedraal die, een beetje per ongeluk, op dit plein verzeild lijkt te zijn geraakt. Zo afwijkend zijn de kleur en de bouw in vergelijking met die van de omliggende gebouwen. Ik loop om de dom heen en sta voor de ingang. Weer een enorme rijkdom aan details. De zon slaat vonken uit het enorme ronde gebrandschilderde raam boven de deuren. Boven en naast dat raam bevinden zich driehoekige gevelstukken die zo levendig zijn beschilderd dat het licht er achter vandaan lijkt te komen.
Dan het Palazzo Pubblico met zijn beroemde klokkentoren, de Torre del Mangia, die letterlijk aan de voet van Piazza del Campo liggen, het enorme halfronde plein, waar jaarlijks de Palio wordt verreden, de beroemde paardenraces tussen de verschillende clans van Siena. Het Palazzo Pubblico is veel strenger en soberder van stijl dan de kathedraal die we net zagen. Opgetrokken in ongenaakbare steen in de kenmerkende kleur, waarnaar deze stad vernoemd moet zijn, siena. Of was het nou andersom? Het Sienese leven speelt zich hoofdzakelijk rond dit plein af. Hier bevinden zich de bars en restaurantjes. Wij kiezen ervoor om in één van de nauwe straatjes ons heil te zoeken in een minder toeristische bistro. Over de schouder van de kok meekijkend zien we ons middageten bereid worden. Een paar Duitse meisjes die zo’n beetje met ons waren meegelopen naar binnen, hebben zichtbaar moeite met het sterk inheemse karakter van de menukaart.
Als je vanuit Siena ruwweg de richting van Arezzo opgaat, neem dan in ieder geval binnenweggetjes als de SP438. Voor ons ontvouwt zich een klassiek Toscaans landschap. Golvende groengele heuvels met kaalgeslagen grijze plekken als wonden, waar de erosie vrij spel heeft gekregen. Op een heuveltop ligt een kleine hoeve. Opgetrokken uit onregelmatige brokken steen. De onbarmhartig brandende zon heeft het dak vaal oranje gebleekt. Naast de hoeve drie cipressen. Als doodstille bewakers. Romantiek van een pover en hardvochtig bestaan. Maar ook van volharding, kracht en mooie boerendochters. Een wit pad van steenslag slingert zich naar de hoeve toe. Een patroon van golvende lijnen tekent een wijngaard over de heuvels uit. Zo weinig kleuren en toch zo ontelbaar veel schakeringen.
Dan doemen haarspeldbochten op en gaat het ineens steil omhoog. De zon flitst haar witte licht door het bladerdek van de bomen door het autoraam naar binnen. In een bijna haakse bocht naar links is een piepkleine markt gaande. Het is druk en we gaan stapvoets verder. Ook hier worden de Thema’s herkend. Door jong en oud trouwens. Een oude man steekt bij wijze van groet zijn stok omhoog en lacht ons toe met een tandenloze mond. Wat hij roept gaat in het geluid van de dorpsmarkt verloren. Nog hoger gaat het en dan ligt daar, in een breekbaar evenwicht op deze steile top, Montalcino. Beroemd om zijn Brunello wijn. Kleine Enoteca’s, waar je prachtige wijnen kunt kopen, lijken zo te zijn uitgehouwen in de muren die het stadje bijeen moeten houden. Slechts een deurtje, een raampje en bordje waarop de mooiste wijnen worden aangeprezen, verraden dat het om een enoteca gaat.
De kleuren van de huizen variëren van dieprood tot heel licht geel. De straatjes van Montalcino zijn eigenlijk te smal en te steil voor modern verkeer. Daarom parkeren we de Thema’s op een parkeerplek aan de rand van het dorp. Lopend komen we op een middeleeuws aandoend plein, Piazza Garibaldi, ingesloten door oude huizen met verweerde luiken voor de ramen. Balkons met fijn smeedwerk en ouderwetse straatlantaarns aan de gevels. Op de begane grond bevinden zich vele winkeltjes. Een loggia biedt ons schaduw en een mooi uitzicht over het pleintje. En we kunnen er genieten van een drankje uit het café ernaast. Dat café herbergt trouwens een aardige verrassing. Ik daal, op zoek naar een wc, een trapje af en kom in een wijnkelder terecht. Houten deuren met stevig gaas vertellen mij dat hier wijn van waarde ligt opgeslagen. De rest van de ruimte is verdeeld in kleinere kamers met luxueuze luie stoelen, een open haard en schilderijtjes aan de muur. Proefkamers! Hier kun je, tegen betaling van de nodige Euro’s de beroemde Brunello proberen. Een van de ruimtes heeft een glas in lood raam en ik kijk erdoor naar buiten. Ik word volledig in beslag genomen door het adembenemende uitzicht over de wijngaarden rondom Montalcino. De achterzijde van het café grenst blijkbaar aan een steile helling en ik kijk recht de diepte in. Nemen we een Brunello mee? 275 Euro is toch wat teveel en de gedachte dat de huiswijn van La Palagina, een uitstekende Riflessi, een fractie kost van wat een fles Brunello moet opbrengen, overtuigt ons het toch maar te laten.
Om Montalcino weer uit te rijden moeten wij eerst een soort voetpad tussen de huizen, steil omhoog, volgen. Veel steiler moet het ook niet meer worden. Als we, halverwege de helling, een tegenligger tegenkomen en we stoppen om hem ruimte te geven, kost het enige moeite de Lancia weer vooruit te krijgen tegen de steile helling op. In een verkoelende avondbries gaat het uiteindelijk weer naar beneden.
Omdat het laat is en we naar ons hotel verlangen, nemen we dit keer de Autostrada terug. Even voluit met de Thema Ferrari. Eventjes helemaal los. Spoilers omhoog en lange neuzen maken tegen hen die ons gemiddelde van 220 kilometer per uur niet bij kunnen benen.
Geen reacties »
RSS feed for comments on this post. TrackBack URL
Leave a comment
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.